Warm.
Met regen.
Voordat ik ook maar één stap heb gedaan voor een ‘grootse’ wandeling, besluit ik de fiets te pakken.
Onder het juk van de regen heeft de wijk iets tragisch,
dan moet ik altijd even ‘Streets of Philadelphia’ afspelen; staat standaard op mijn mp3-speler.
Mijn wegdromen is niet handig in het verkeer, maar de mensen die voorbij komen houden me wakker.
Bijna jaloerse blikken vanaf de stoep, alsof een fiets zoveel beter is met dit weer.
Hier en daar moet de hand even de lucht in met al die bekende gezichten.
Eigenlijk gewoon een dorp binnen de stad: ons kent ons, met een eigen sociale norm.
Toch voel ik een zekere vervreemding.
Ik fietste meteen al op een betonblok-in-aanbouw, ooit stonden daar drie kleine seniorenwoningen.
Een knalrood huizenblok met vreemde moderne daken.
En een speelplaats met tuintjes, op de locatie waar ik zelf ooit nog heb leren rekenen.
Opeens vallen me de onbekende gezichten op.
Bij een van die blikken van zo’n stoeploper krijg ik even de neiging om iets lelijks te roepen.
Op de weg terug besluit ik dezelfde route te nemen.
Het is inmiddels droog.
Kinderen spelen nu waar het voormalige lokaal van groep 4 stond, of toch het speellokaal?
Ik betrap me erop dat ik het niet eens meer weet.
De moeders zitten aan een picknicktafel, ik ken ze bijna allemaal.
Verderop slingert een fietser over de paden.
Voetpaden, maar ik fiets er zelf ook.
Sommige dingen veranderen hier niet.
Ach, zo in de zon oogt het allemaal best wel vrolijk.
Ik laat de mp3-speler staan op het huidige nummer;
Wim Sonnevelds lied is niet meer nodig.
‘Sunday Morning Coming Down’ bast door mijn oordopjes.
En alleen hier kan me dat elke dag overkomen.